Mercedes heeft volgend jaar wederom drie Formule 1-teams die motoren afnemen bij de Duitsers. Hoewel dit voor het raceteam een forse uitdaging is, wordt het vooral gezien als een voordeel.
Volgend jaar vindt er een verandering plaats in het klantenbestand van Mercedes, want in plaats van Aston Martin rijdt Alpine volgend seizoen met een motor van de Duitse renstal. De Astons schakelen over naar Honda, terwijl Alpine afscheid neemt van Renault.
Dat betekent dat Mercedes volgend seizoen wederom acht auto's moet voorzien van motoren, want ook Williams en McLaren rijden met een krachtbron afkomstig van hetzelfde merk.
Volgens Andrew Shovlin, trackside engineering director bij Mercedes, biedt dit zowel kansen als uitdagingen, zo vertelt hij in een gesprek met Motorsport. Zo is het ontwikkelen van de krachtbronnen de grootste kostenpost binnen Mercedes, maar daar krijgt het team ook heel wat voor terug.
"Er zijn geweldige mogelijkheden om dingen te leren", begint Shovlin. "In 2014 hadden we een aanzienlijk prestatievoordeel en toen konden we de klanten gebruiken om meer over de motoren te leren."
"We lieten hen meer kilometers maken op de baan dan dat wij met onze eigen auto's deden. Maar we wisten dat we snel genoeg waren zodat we in de garage konden blijven en alsnog voor pole position konden strijden."
"Het grote voordeel is dat je heel veel auto's op de baan hebt en daardoor sneller achter fouten komt, aangezien er veel meer kilometers gemaakt worden. Maar dit is voor Mercedes al heel lang het model in de Formule 1."
Mercedes heeft hierdoor komend jaar een forse voorsprong op andere raceteams, omdat er onder de nieuwe regulaties van volgend seizoen sneller doorontwikkeld kan worden. In tegenstelling tot Mercedes hebben bijvoorbeeld Audi en Honda maar twee auto's die data kunnen verzamelen, waardoor de evolutie van diens krachtbronnen trager zal zijn.
Lees het artikel op de mobiele website