Jeremy Clarkson is van mening dat de Formule 1 een probleem heeft als een 'licht briesje' ervoor kan zorgen dat een auto aanzienlijk slechter of beter presteert. De tv-persoonlijkheid was net als iedereen geschokt door het feit dat Charles Leclerc tijdens de kwalificatie op zaterdag in Hongarije het snelste was.
Leclerc kon zelf ook niet geloven dat hij de snelste was op de Hungaroring, aangezien het daar niet de schijn van had tijdens de eerste sessies. "Dit is waarschijnlijk een van de beste pole positions die ik ooit heb gehad", zei de coureur na afloop, waarschijnlijk omdat zijn eerste plek op de startgrid zo onverwachts was.
Doordat de baan echter van temperatuur begon te veranderen, gepaard met een hardere wind, wist de Monegask pole te pakken. Volgens de weerstations in Hongarije daalde de temperatuur van het circuit met vier graden - van 41°C naar 37°C - tussen de start van Q2 en de beslissende laatste runs van Q3.
De windsnelheid veranderde ook mee, met coureurs die te maken kregen met een windsnelheid van ongeveer 2 tot 2,5 km/h in Q3 - tegenover ongeveer 1 tot 1,4 km/u in Q2.
Clarkson staat versteld van de impact van dit ogenschijnlijke minimale verschil. In zijn column voor de Sunday Times klaagt de voormalige Top Gear-presentator over hoe zulke kleine marges zulke grote gevolgen met zich mee kunnen brengen, omdat de standaarden van de sport zo ontzettend hoog zijn geworden.
"Kijk naar de Formule 1", begint Clarkson. "We hebben nu een punt bereikt waarop zes coureurs in zes verschillende auto's van elkaar kunnen worden gescheiden door minder dan een tiende van een seconde, en de winnaar is degene wiens auto het minst wordt beïnvloed door het briesje dat die dag toevallig bij bocht zes waait. Wind zou geen factor moeten zijn in de sport, in godsnaam."
Lees het artikel op de mobiele website