Voormalig Formule 1-coureur Nyck de Vries heeft in gesprek met De Telegraaf teruggeblikt op zijn exit bij het team van AlphaTauri. De man uit Friesland laat weten dat hij geen wrok koestert richting Red Bull-topman Helmut Marko, de man die hem met een simpel telefoontje uit zijn stoeltje zette.

Voor de Vries begon zijn Formule 1-avontuur al in 2022. Toen mocht hij namelijk enkele vrije trainingen rijden voor teams als Williams en Mercedes. Dit vanwege zijn rol als test- en reservecoureur van de Duitse formatie. In Monza kreeg De Vries echter dé kans van zijn leven: hij mocht invallen voor de zieke Alexander Albon bij Williams.

Formule 1-debuut

Zijn debuut in de Formule 1 had hij zich zeker anders voorgesteld, aangezien hij slechts één vrije training had om aan de Williams-bolide te wennen voordat hij zich moest kwalificeren voor de race. Toch wist De Vries een knappe P13 neer te zetten in de kwalificatiesessie.

In de race wist De Vries zich een dag later op te vechten tot een negende stek. Hiermee behaalde de Fries twee hele belangrijke punten voor het team van Williams. Na het raceweekend in Noord-Italië besloot De Vries, op aandringen van goede vriend Max Verstappen, een belletje te doen aan het adres van Red Bull-topman Marko.

Tijd bij AlphaTauri

Met succes, want De Vries werd een tijd later aangesteld als nieuwe AlphaTauri-coureur naast Honda-protegé Yuki Tsunoda. Het eerste Formule 1-seizoen van De Vries begon met een veertiende stek in Bahrein, een plek die hij pas in Miami Gardens en Monaco (de vijfde en zesde race van het seizoen) wist te verbeteren met een twaalfde stek. In totaal wist De Vries nul punten te behalen voor AlphaTauri. Dat terwijl Tsunoda twee punten wist te scoren voor het kwakkelende AlphaTauri.

Voor Marko genoeg reden om De Vries naar huis te sturen na afloop van het raceweekend in het Britse Silverstone. Het Formule 1-avontuur van De Vries zat er dus na slechts elf races op. Na zijn exit bleef het lange tijd stil vanuit de Fries, maar toch besloot hij uiteindelijk van zich te laten horen via sociale media.

"Pijn hoort erbij"

Nu, meer dan een half jaar na zijn exit uit de Formule 1, blikt De Vries terug op zijn tijd als coureur in de koningsklasse van de autosport. Daarbij geeft hij aan dat hij veel steun heeft ontvangen na zijn exit bij het team van AlphaTauri. Ook koestert hij zeker geen wrok richting Marko.

"Ik heb bij elkaar denk ik wel 4000 berichten ontvangen. Dat heeft me goed gedaan. Ik kan wel in een hoekje gaan zitten huilen, maar daar wordt niemand beter van. Natuurlijk deed het (de exit bij AlphaTauri, red.) pijn, dat lijkt me ook niet zo gek. Echter, iedereen beleeft moeilijke tijden. Pijn hoort nu eenmaal bij het leven", begint De Vries.

Geen wrok

Vervolgens gaat De Vries verder over Marko's beslissing om hem te vervangen door Daniel Ricciardo. "Ik kan niet zeggen dat de beslissing als een totale verrassing kwam. Ik ben niet naïef. Of het eerlijk of rechtvaardig is, dat is voor mij eigenlijk totaal irrelevant. Ik koester dan ook helemaal geen wrok richting Helmut Marko of richting Daniel Ricciardo of richting zijn tijdelijke vervanger Liam Lawson. Dat is gewoon part of the business. Ik ben heel dankbaar voor de kans die ik heb gekregen."

"Er is meer dan de Formule 1"

Na zijn exit bij het team van AlphaTauri werd De Vries opgevangen door het Formule E-team van Mahindra. Ook werd hem een zitje in het Hypercar-team van Toyota aangeboden, een aanbod waar De Vries op inging. Met Toyota doet De Vries mee aan het World Endurance Championship (WEC). Al met al kan worden gesteld dat De Vries goed terecht is gekomen na zijn exit in de Formule 1.

De Vries zelf ziet dat ook in. "Als je als jonge rijder opgroeit, dan is de Formule 1 je enige doel. Het is het kroonjuweel van onze sport. Maar ik heb geleerd en me gerealiseerd dat er meer is dat dan dat. Ik heb enorm veel plezier gehad in de Formule E en in het WEC, dus ik kijk er enorm naar uit om daarin terug te keren. Autosport is meer dan de Formule 1, al snap ik dat het grote publiek dat misschien anders ziet", aldus De Vries in gesprek met De Telegraaf.